De ontwerpen van Jean-Pierre Cluysenaar voor de spoorlijn Dender-Waas
door Steven De Schuiteneer
Het ontstaan van de Dender-Waaslijn
Van bij het ontstaan van de spoorwegen in België rijst de vraag of het de taak is van de Staat of van private maatschappijen om spoorwegen aan te leggen en uit te baten. Tegen het einde van 1843 zijn de belangrijkste spoorwegassen aangelegd en ziet de Staat af van nog verder zelf spoorlijnen aan te leggen. Vanaf nu zal de Staat via concessies de uitbouw van het spoorwegnet regelen. De meeste lijnen (buiten Antwerpen - Gent) worden gefinancierd met Engels kapitaal, maar de aanleg en uitbating van de spoorlijn Dender-Waas komt in handen van een Belgische kapitaalgroep op basis van een contract met de Société Générale.
De oprichting van de Société Anonyme du chemin de fer de Dendre-et-Waes is een uitloper van het stukgelopen project uit 1842 van het duo Dubois-Nihoul : Een nieuw op te richten kanaal van Jemappes bij Mons zou Dendermonde verbinden, maar door gebrek aan kapitaal verdwijnt het project in de prullenmand. In 1845 volgt een nieuwe poging : de aanleg van een kanaal én een spoorlijn tussen Ath en Dendermonde door de S.A. du Chemin de fer et canal de la vallée de la Dendre. Ook deze poging strandt nog voor er één dwarsligger gelegd is.
De Société Anonyme du chemin de fer de Dendre-et-Waes et de Bruxelles vers Gand, par Alost legt een spoorweglijn aan vanaf Brussel naar Denderleeuw met een zuidelijke lijn richting Geraardsbergen en Ath, een noordelijke lijn richting Aalst waar de lijn zich splitst in een vertakking richting Gent en een richting Dendermonde en Lokeren. Deze spoorlijn met Belgische financiers (Société Générale) heeft als doel de steenkool uit de Borinage via Geraardsbergen en Aalst naar onder andere Gent en Nederland te brengen.
Aanleg van spoorlijnen
Aalst – Dendermonde (12 km) in gebruik op 09/06/1853
Aalst – Geraardsbergen (30 km) in gebruik op 07/04/1855
Geraardsbergen – Ath (18 km) in gebruik op 01/12/1855
Dendermonde – Lokeren (14 km) in gebruik op 13/02/1856
Aalst – Schellebelle (10 km) in gebruik op 01/05/1856
Brussel – Ternat – Denderleeuw (24 km) in gebruik op 10/05/1856
Er wordt in totaal 108 km spoor aangelegd door de Société Anonyme du chemin de fer Dendre-et-Waes et de Bruxelles vers Gand par Alost. Het traject van Denderleeuw naar Aalst was gemeenschappelijk.
In Den Denderbode van 2 december 1855 lezen we : "De opening van den dienst des yzeren wegs tusschen Dendemonde en Ath en vice-versa heeft van daeg, plaets gehad."
Biografie Jean-Pierre Cluysenaar
Jean-Pierre Cluysenaar wordt op 28 maart 1811 in Kampen-aan-de-Ijsel (Nederland) geboren en verhuist in 1817 naar Gosselies De vader van Jean-Pierre Cluysenaar werkt ten tijde van het Hollands bewind immers als ingenieur bij Bruggen en Wegen. Op 16-jarige leeftijd werkt hij in dienst van professor Smochtins, die op zijn beurt werkt in dienst van architect Suys (hofarchitect van Willem I, prins van Oranje) en die de werken coördineert aan de koninklijke gebouwen. Van 1831 tot 1835 is Cluysenaar Suys’ medewerker. Nog geen 30 jaar oud en barstend van talent, ziet hij brood in de aanleg van grote overdekte galerijen. Bij de realisatie van een project te Antwerpen blijft het resultaat uit en de galerij wordt zelfs afgebroken. Doordat de stad Brussel in die tijd bijna bankroet was, zoekt en vindt hij een financiële partner in de bankierswereld met name J.-A. De Mot (die later de opdracht zou geven tot het ontwerpen van de vele stationsgebouwen langs de Dender-Waeslijn). Op 1 juli 1847 wordt de nieuwe galerij (met een lengte van 200 meter) geopend voor het publiek. Hij levert hier zijn visitekaartje af als architect.
Hierna volgt een hele reeks monumenten, kastelen, kerken, hotels, burgershuizen. In ontwerpen zoals bij de Magdalenamarkt toont hij zich de voorloper van het eclectisme : in één ontwerp verschillende stijlen toepassen, maar zonder ze met elkaar te vermengen. Hij sterft in de nacht van 16 op 17 februari 1880 te Brussel. Foto van J.-P. Cluysenaar uit het boek Une Famille d'Artistes : Les Cluysenaar par Madame Veuve Henri Hymans, née Fanny Cluysenaar
Visie van Cluysenaar op de spoorwegarchitectuur van de Dender-Waaslijn
Cluysenaar brengt in 1855 het boek uit (CLUYSENAAR, Jean-Pierre. Bâtiments des stations et maisons de garde. Chemin de fer de Dendre-et-Waes d'Ath a Lokeren et de Bruxelles vers Gand par Alost. Bruxelles. B. Van der Kolk. 1855) met de ontwerpen van de stations en wachtershuisjes (die echter nooit werden gebouwd) van de Chemin de Fer de Dendre et Waes. In zijn voorwoord (getekend 15 november 1855) schetst Cluysenaar een visie van de lijn die vertrekt te Brussel aan het Noordstation van de Staatsspoorwegen om via Laken, Jette en Ternat naar Denderleeuw te leiden.
Cluysenaar : "Het kompas draait nadien richting zuiden om doorheen de Dendervallei via Ninove, Idegem, Zandbergen, Geraardsbergen, Acren, Lessines, Papignies en Rebaix naar Ath te leiden terwijl het andere deel vanaf Denderleeuw noordwaarts gaat tot Aalst om zich daar te splitsen in een tak richting Lede en zo naar Wetteren waar wordt aangesloten op de Staatsspoorwegen en een andere tak dia via Gijzegem in Oudegem aansluit op de Staatsspoorwegen en via Dendermonde gaat om nadien via Zele naar Lokeren te leiden (centrum van het Waasland)".
Het tracé wordt uitgetekend door de Chef Ingenieur van Bruggen en Wegen, de heer Desart en de concessie wordt verleend aan de heren De Mot en Gendebien die met de financiële steun van de Société génerale pour favoriser l'industrie nationale de Société Anonyme du chemin de fer de Dendre-et-Waes gesticht hebben die eigenaar is van de concessie. Oorspronkelijk staan de kunstwerken (gebouwen) van de Société Anonyme du chemin de fer de Tournai à Jurbise model voor de nog op te richten constructies langs de nieuwe spoorlijn, maar Cluysenaar kan dankzij het artistiek gevoel van de Maatschappij afscheid nemen van de tot nu toe gevolgde tradities in België en hij kan zich inspireren voor de bestemming van elk gebouw en het karakter van de omgeving. Cluysenaar ontwerpt een groot aantal stations op deze lijn. Zijn ontwerpen kent hij een ideologie toe.
Citaat van Jean-Pierre Cluysenaar : "Dankzij het artistiek gevoel van de Maatschappij heb ik me aan de tot nu toe in België gangbare traditie kunnen onttrekken en me een idee kunnen vormen van de bestemming van elk gebouw en van de aard van zijn omgeving".
Hij vervolgt met : "Al te veel is eentonigheid een oorzaak van verveling op een spoorweglijn waar de rails op identieke wijze blijven doorlopen en waarvan de gebouwen elkaar eenvormig blijven opvolgen. Zelfs vanuit een trein die op volle snelheid rijdt, houdt de reiziger ervan om naar verschillende voorwerpen te kijken die van tijd tot veranderen". Cluysenaar verwijst uitdrukkelijk naar de spoorweg van Baden (in Duitsland) : "Iedereen is er van overtuigd dat het pittoreske landschap en de verscheidenheid van de gebouwen die op deze lijn liggen er zeker toe bijgedragen hebben aan de charme van de uitstap".
In 1859 geeft de architect ook een boek uit over andere ontwerpen. (CLUYSENAAR, Jean-Pierre. Maisons de campagne, chateaux, fermes, maisons de jardinier, garde-chasse et ouvriers, etc. executes en Belgique. Bruxelles. B. Van der Kolk. 1859)
De Société Anonyme du chemin de fer de Dendre-et-Waes doet tijdens zijn bestaan gouden zaken en op 1 mei 1876 koopt de Staat de concessie terug !
Verschillende soorten spoorweggebouwen
In deze bijdrage bespreken we de verschillende soorten spoorweggebouwen per categorie.
Wachtershuisjes
Cluysenaar neemt 8 ontwerpen van wachtershuizen op waarvan enkele heel divers zijn. Het eerste ontwerp (hieronder) is echter het standaardconcept van de Staatsspoorwegen. Dit weinig creatief ontwerp siert de eerste plaat van zijn uitgave. De Staatsspoorwegen geven geen toestemming voor de bouw van de vaak fraai vormgegeven ontwerpen van Cluysenaar, maar opteren voor het eigen concept zoals hieronder weergegeven.
De acht ontwerpen van Cluysenaar voor de wachtershuisjes bekijken we van naderbij. Het grondplan van de wachtershuizen van Cluysenaar is symmetrisch van opbouw met slechts één verdieping en niet voorzien van een kelder. Het gelijkvloers bestaat uit twee ruimten (opgedeeld in een grotere en kleinere kamer - te gebruiken als keuken). Op de eerste verdieping is meestal één kamer voorzien.
De gevel typeert voor Cluysenaar de eigenheid van deze wachterswoning : op het gelijkvloers nog gewoon egaal evoluerend naar atypisch door op de eerste verdieping de bakstenen een halve tot een gehele steen vooruit te doen springen en het gebruik van een uitgekraagd dak. Ook door het metselwerk op een andere manier aan te brengen, creëert de architect een bijzonder gevoel van verscheidenheid. De toegang krijgt ook weer de allures van een risaliet of door gebruik van een kleine luifel wordt de gevel versterkt. Tot slot zorgt het gebruik van motieven in het aanbrengen van de dakpannen voor een bijzondere variatie in het geheel van gebouwen die Cluysenaar ontwerpt voor de spoorwegmaatschappij Dender-Waas
Halten
In dorpen langsheen de spoorweg voorzag Cluysenaar gebouwen van het type halte. Ingedeeld naar het grondplan vinden we in Gijzegem, Acren, Zandbergen, Papignies en Idegem een symmetrische grondvorm terug en in Schellebelle en Rebaix een asymmetrische grondvorm. Het reizigersgedeelte kent een wachtruimte en een bureau voor de verkoop van treinkaarten. Behalve bij de halte Acren staat het bureau van de stationschef in verbinding met de wachtplaats. Het bureau ligt vaak centraal en is verbonden met de trap zodat de privévertrekken gemakkelijk kunnen bereikt worden. Ook een magazijn of opslagruimte is voorzien dat zowel met het bureau als met de perronzijde in verbinding staat. Belangrijk bij de halten is dat de privé-inkom langs de straatkant ligt en de ingang voor de reizigers aan de perronzijde. Een sanitair blok werd losstaand van het hoofdgebouw toegevoegd. Het privédeel bevindt zich op de eerste en tweede verdieping mét een privé-inkom via de traphal. De indeling van het gelijkvloers wordt doorgetrokken naar de verdiepingen.
De halten worden gekenmerkt door expressieve gevels gericht naar de perronzijde vaak zoals in Zandbergen, Acren, Rebaix en Schellebelle vergezeld van een middenrisaliet waarin de ingangspartij is verwerkt. Daarnaast zijn de gevels van de halten van Gijzegem, Papignies en Idegem met elkaar verwant. Bij deze drie halten wordt het bouwvolume bepaald door de nokhoogte. Te Papignies werd zelfs een loge boven de ingang ontworpen ! In de uitgave van Cluysenaar uit 1855 is nergens een zicht van de straatzijde te vinden. Alle aandacht wordt gericht op de spoorzijde waar ook het groene karakter van de halte wordt benadrukt door pergola's zoals in bijvoorbeeld Zandbergen, Schellebelle, Rebaix en Gijzegem.
De materiaalkeuze bestaat uit hout, rode baksteen en dakpannen met rode en blauwe kleur die in geometrische figuren worden gelegd. Acren en Papignies werden deels afgewerkt in lokale natuursteen.
Rebaix
Ook voor het kleine L-vormige station van Rebaix doet architect Cluysenaar zijn best om het houtsnijwerk in detail uit te werken. In tegenstelling tot het wat verder gelegen stationsgebouw van Papignies, had Rebaix geen kelder. Het is ons niet bekend wanneer het stationsgebouw werd afgebroken, maar vermoedelijk na 1975.
Papignies
Cluysenaar ontwerpt een loge boven de ingang met smaak voor detail getuige het vele houtsnijwerk in Noorse den. Het ontwerp sluit nauw aan bij het landelijke station in Lede dat ook een galerij bezit. Nog meer dan in Acren, creëert Cluysenaar hier ruimte voor de natuursteen uit Maffle en Soignies.
De indeling van het gebouw is symmetrisch te noemen met centraal de inkom en een kantoortje voor de verkoop van biljetten, links een goederenmagazijn en rechts de wachtzaal. Zoals in de andere ontwerpen is via de achterzijde de privé-ingang met trappenhal om de eerste verdieping te bereiken (met drie kamers en een terras met uitzicht op het spoor). Niet alleen voor de reiziger waren de gebouwen van de spoorlijn Dender-Waas een verademing, maar ook voor het stationspersoneel dat een schitterend zicht kreeg op de spoorweg (zie postkaart).
Acren
Het symmetrisch opgebouwde grondplan is ook in Acren toegepast. Net zoals te Zandbergen, Schellebelle en Rebaix valt ook hier de middenrisaliet op, die het geheel zijn typerende vorm weergeeft. Het gebruik van natuurstenen banden en plinten verwijst naar de steengroeven uit Henegouwen. Op de drie postkaarten (vermoedelijk daterend uit de periode 1900, 1920 en 1950) is het originele gebouw al vergroot en enkel op de eerste foto zijn de houten kroonlijsten uit Noorse den nog aanwezig. De derde en vierde foto tonen nog Blok 12 die onder andere OW104 aan het station beveiligde (deze OW is al lange tijd vervangen door een voetgangerstunnel). De afbraak van het gebouw vond vermoedelijk in de jaren 80 van de vorige eeuw plaats.
Idegem
Het grondplan van Idegem blinkt uit door eenvoud : een vooruitspringend centraal deel (wachtzaal), geflankeerd door een klein magazijn en een niet nader omschreven kamer. De ticketverkoop situeert zich in een kleine ruimte naast de traphal !
Net zoals in Denderleeuw, moet het stationsgebouw al vlug te klein geweest zijn. Daarom wordt het eind 19de eeuw vervangen door een nieuw gebouw stationstype 1895, een ontwerp dat veelvuldig wordt gebruikt, onder andere ook te Viane-Moerbeke (L123). In 1885 wordt een verzoekschrift van de gemeente Idegem ingediend om verbeteringen aan de statie aan te vragen. Er is ons op dit ogenblik geen foto bekend van het oude stationsgebouw.
Zandbergen
Cluysenaar ontwerpt een kleurrijk stationsgebouw (met zadeldaken) van 13 traveeën, waarvan 5 traveeën hoger opgetrokken zijn met een dominerende torenvormige risaliet (rondbogen in de risaliet). Het middengedeelte heeft op de begane grond een overdekte doorgang met links en rechts een pergola. De gekleurde dakpannen en het fraai gebeeldhouwde houtwerk verhogen het pittoreske karakter van dit station.
Zandbergen heeft een symmetrisch opgebouwd grondplan, opgesplitst in een openbaar gedeelte en een woongedeelte. Er is een wachtruimte voor de reizigers en een ruimte waar de biljetten verkocht worden. Het bureau van de chef is rechtstreeks verbonden met de wachtruimte. Dit bureau ligt centraal in het gebouw en is ook verbonden met de traphal, zodat de stationschef onmiddellijk de hoger gelegen privé-vertrekken kan bereiken. Aan de andere zijde bevindt zich een magazijn dat zowel met het perron als met het bureau in verbinding staat. De goederen kunnen zo rechtstreeks in het station worden binnengebracht.
De inkom is net als bij de andere halten gelegen aan de perronzijde. De privé-inkom ligt langs de andere kant. Een apart sanitair blok staat los van het eigenlijke stationsgebouw. Het privé-gedeelte situeert zich op de eerste en de tweede verdieping. De kamerindeling van het gelijkvloers wordt overgenomen op de hoger gelegen verdiepingen.
In 1911 stelt volksvertegenwoordiger Rens aan de Minister van Spoorwegen de vraag omtrent de bouw van een goederenloods te Zandbergen aangezien de oude loods in planken veel te bekrompen is en sedert bijna 30 jaar door het beheer werd verwezen zodat hunne goederen (...) op de kade moeten blijven liggen in den regen, tot op het oogenblik waarop men ze kan weghalen (De Volksgazet, 5 maart 1911). Het is deze houten loods die te zien is op foto 1. Op foto 2 is de vergroting (plan 1912) al duidelijk. De vooruitspringende middenpartij wordt dichtgemaakt en de pergola’s verdwijnen.
Gijzegem
Na de sluiting van het baanvak Aalst - Oudegem staat het stationsgebouw van Gijzegem lange tijd te verkommeren aan een tracé dat spoorloos was. In mei en juni 1981 loopt nog een openbaar onderzoek om het gebouw in te schrijven op het voorontwerp van een lijst van voor bescherming vatbare monumenten, stads- en dorpsgezichten. Uiteindelijk wordt het stationsgebouw in de jaren 80 afgebroken.